Chief Whip op ieders lip

Met roken was het eigenlijk net als met hele repen chocola eten: 't was niet goed voor je, maar zo erg slecht nu ook weer niet. Van chocola werd je dik en van roken ging je uithoudingsvermogen er niet op vooruit. Sporters konden dus maar beter niet te veel roken. En verdiende je vader een beetje goed, dan beloofde hij je honderd gulden als je tot je achttiende niet rookte. Verder was er niks mis mee. Johan Cruyff rookte trouwens ook als een schoorsteen. Maar toen hij populair werd, werkte ik al bij een reclamebureau. Daar deden ze alle reclame voor Turmac. Ik heb altijd geweigerd voor dat soort producten te werken. Paul Bauduin respecteerde dat. Juist dáárom konden we goed met elkaar opschieten. Ik 'deed' de Spar onder andere. Toen net zo groot als Albert Heyn.
Turmac maakte zowat alle merken sigaretten die ons land te koop waren. Op Camel en Caballero na. Laten dat toen nou precies de marktleiders zijn...
Ons bureau werd bijna elk jaar geacht een nieuw merk op de markt brengen. Want negen van de tien flopten. Verdwenen weer geruisloos uit de winkel. De tiende werd een succes. Peter Stuyvesant bijvoorbeeld. Die was ooit naar Amerika gevaren en had daar een kolonie gesticht. Die heet nu New York. Wist je niet, hé? Peter was een Nederlander, dus dat merk was al gauw de best verkochte sigaret met filter. En bleef dat ook zolang ik me kan herinneren. Caballero en Camel de pest in natuurlijk.
Een typisch op jeugd gericht merk was Marlboro. Daarmee kregen ze de jeugd aan het roken. Je moest wel zaagsel in je kop hebben, als je dàt nog ethisch kon verantwoorden. Zelfs toen al. Dus dat merk "deed" een ander bureau. En dat moest vooral verstand hebben van tiener-producten…
Chief Whip zat in een heel ander soort doosje. Verreweg de meeste merken trouwens. Caballero zat in een pakje van 25 stuks. Camel wat later ook. Het oogde lekker goedkoop. Dat wilden toen nog maar weinig merken. De gebruikelijke standaard verpakking was een dun-kartonnen doosje, dat je zowel naar boven als naar onderen kon uitschuiven. Als een roker dat leeg had, dan zeurden we als kind om die lege verpakking. Tot het slachtoffer toegaf.
Waaròm? Daarom: het ging ons alleen om de voor- en de achterkant. De rest gooiden we weg. Wat we overhielden waren twee kartonnen kaartjes van circa 10 bij 8 centimeter die we dan precies door midden knipten. Daarmee konden we dan kaarten en verzamelen tegelijk. Wie op het eind de meeste, bij elkaar horende kaarten kon laten zien had gewonnen. Zo'n rage (want dat werd het) was toch wel iets goedkoper dan een iPhone of een potje internetpoker. Zo bekeken was het maar behelpen toen. Maar geleden hebben we daar niet onder. We wisten niet beter. Denk ik.