Ik ben niet zielig of zo… Maar wel onbeschrijflijk ongelukkig

16-06-2025

Dus geloof maar niet in dat wat ik nu bezig ben te schrijven. Het is in werkelijkheid nog veel en veel erger. Je bent nu drie dagen dood. We keken er in zekere zin naar uit. Maar nu weet ik ook écht wát het is. Als je de Grootste Liefde - zo groot dat het in geen enkel boek beschreven staat - in je armen houdt en voor de veertiende keer fluistert:

Ga nu maar. Ik red het wel. We hebben alles toch goed afgesproken…? Maak je geen zorgen meer om mij. We hebben samen zoveel moois beleefd. Jij begreep mij en ik begreep jou. En dat is allemaal nooit veranderd. Alleen maar beter en beter geworden. Maar nu heb je veel te veel pijn. Nu mag je weg. Dat hebben we elkaar toch ook beloofd…?

En eindelijk, eindelijk verdwijnt het leven uit wat van haar lijfje nog over is. Haar ogen bleven nu eindelijk dicht. Die laatste twee helse dagen en nachten. Waarin niemand meer wat voor je doen kon. Ook ik niet. Veertien keer afscheid genomen. Daarvoor zochten je dodelijk vermoeide ogen me telkens weer op… Zeven dagen en nachten dwars door alle medicatie heen. Dat kòn niet zo zijn. En toch was het zo. Steeds weer werden de doses opgehoogd. Tot het nog nooit toegediende maximum. Hoger was er niet. Maar steeds weer vocht je je terug. Een tweede middel naast het eerste werd besteld. Dat was op de achtste dag. Negen dagen zonder eten en drinken. Dat was volstrekt onmogelijk. En toch gebeurde het. Morgen was het dag tien. 

Men had me gezegd dat je nu echt al niets meer kon voelen. Dat zenuwen en spieren elkaar niet meer konden raken. Maar waarom klopte je hart dan nog? En misschien kon je nog wel iets horen? Af en toe? Een heel klein beetje misschien? Van hoe erg we elkaar zouden gaan missen? “Ik hou van jou?”
Ik druk haar nog steeds heel voorzichtig tegen me aan. Ik begin ergens te beseffen dat dit is wat ze op het laatst zo graag wilde. Omdat er niets meer te willen over was. Maar ik had nog nooit meegemaakt dat iemand overleed. En zeker niet diegene die in eenenveertig jaar was opgebloeid tot het mooiste wat ik in mijn leven nooit meer voor mogelijk had gehouden. Het leek eindelijk ten einde…

Titia komt binnen. Reagerend op het alarm dat ik heb ingedrukt. Ik zie niets maar hoor aan haar stem dat zij het is die tegen me zegt: "huil maar, huil maar, hou je voor ons niet in. Het is eindelijk gebeurd. Ze heeft nu echt de rust die ze al zo lang zocht...”

Tegen mij. Die haar vader had kunnen zijn. Of haar opa. Maar dat kan mij nu niets schelen. Het laatste jaar heeft elke vorm van schaamte me verlaten. Weg met dat soort valse ethiek. En ik voel dat de mensen, die ik hier en nu om mij heen weet, voor dit beroep gekozen hebben omdat ze het zo graag wilden doen. Omdat zij hun leven zinvol wilden maken. En gebleven zijn omdat ze hebben ervaren dat dat ook zo ìs. Zo bleek te zijn. Elke dag of nacht dat ze weer aan dit fantastische, maar o zo zware, soms ook onbegrijpelijke werk beginnen.

Terwijl ik dit schrijf komt Jill mijn eten brengen. Want ze willen niet dat ik ook verhonger. Maar ze weet ook wel dat het wéér zal blijven staan. Jill is een krullenbol die écht mijn kleindochter had kunnen zijn, maar toch ook al moeder is. Net als haar oudere zusje Sharon, die jij en ik al wat langer kenden.

Ik realiseer me dat ik nu bijna alle voornamen weet, maar soms toch vergeet welke bij wie hoort. Maar het zijn er dan ook zo veel. Omdat de wijk- en vaste zorg hier op elkaar aansluiten.

"Toch een beetje Alzheimer " grap ik dan. Want inmiddels weet ik dat humor en huilen dichtbij elkaar liggen. Daartussen ligt een onmetelijk zwart gat. Bij mij dan. 

Maar ik heb inmiddels ook geleerd dat dat niet bij iedereen zo is. Dat er bij enkele van degenen waarvan we dachten dat ze ons erg nabij stonden geen ruimte is voor een andere route. Dat zij denken te mogen bepalen hoe ik me gedraag en zelfs hoe ik om jou rouwen moet. Ik heb geen idee waarom. Ik doe er toch niemand kwaad mee? En jij zou het toch allemaal goed en vertrouwd hebben gevonden? Dat ik nog steeds op de door ons samen gekozen weg loop? Tot ook mijn eindje daar is? Dus waarom zou dat nu opeens anders moeten? Anders dan wij samen hebben afgesproken.

Misschien omdat de conventie zegt dat het zo hoort. Of omdat iedereen dat altijd zo heeft gedaan. Maar het leven heeft jou en mij geleerd elke conventie te wantrouwen. Niet voor niets heb ik op de afscheidskaart gezet: Samen hebben we alle stormen doorstaan. Wetend dat het goed was. Want dat het vaak stormde rondom ons veelbewogen leven samen, valt op geen enkele manier te ontkennen. Nu nog steeds niet trouwens. Juist nu niet.
Maar tussen ons tweeën stormde het helemaal niet. Nooit. Misschien waren anderen daar dan verbaasd over. Omdat het helaas zo weinig voorkomt dat twee totaal verschillende mensen zo gelijkgestemd zijn. Misschien is het zelfs aanleiding tot jalouzie. Als dat dan zo was, dan begin ik dat nu pas door te krijgen. Leuk is anders, Rietje. Leuk is anders. Het doet soms zo verschrikkelijk pijn. Terwijl je nergens pijn hèbt.

Hier waar we wonen begrijpen ze dat allemaal. Meer dan zestig lieve stukjes bij de kaart en jouw foto. Post en e-mail niet eens meegerekend.
Heel veel sterkte met het verlies van zo’n lieve vrouw.
Wat een bijzondere vrouw.
Heel veel sterkte gewenst met het verlies van zo’n mooie, sterke vrouw.
We zullen Rietje zo missen.
Veel sterkte ze was zo’n lieve vrouw.  
Dankbaar voor de mooie verhalen.
En dat zelfs twee keer. 

Dit artikel is nog lang niet af. Maar toch begin ik het eerste deel zo dadelijk vast in mijn blog te plaatsen. En dan schrijf ik wel verder zodra ik weer wat beleef of mij herinner wat ik kan gebruiken om van dit verschrikkelijke verdriet weer een dun vliesje af te kunnen halen. Van me afschrijven noemt men dat. Tot nu toe heeft me dat altijd weer geholpen. Kunnen schrijven helpt beter dan de beste psychiater. Maar zal het ditmaal weer zo zijn? Ik kan me het niet voorstellen. Hoeft ook niet. Ergens wil ik een beetje van deze pijn altijd blijven voelen. Omdat ik jou dan dichtbij me weet.

Femke komt mijn bord ophalen. Maar zet het weer in de koelkast terug. Zij is een halve Friezin van geboorte. Dus ik grijp mijn kans. Want ik kan het meeste Fries wel lezen, maar in dit geval gaat het ook om de uitspraak. En ik wil letter voor letter weten wat Herre ons gisteren geschreven heeft. Want wij waren er niet zo'n klein beetje trots op daar bijna dertig jaar ingeburgerd te zijn geweest. 

Wy kinne alle klisjees wol neame mar 
dat sil it gemis nea fergoedzje!
Wy binne tankber dat wy jimme kennen
leard ha en meiinoar moaie
herinneringen bewarje.
Wy winskje dy alle Goeds, Sterkte en
Sûnens ta en sil dy net ferjit

Friesland kent vele kleurrijke figuren. En Herre is er zonder twijfel één van. Eens op een stille zomeravond - ons schip lag daar voor de wal - klonken er over het spiegelend stille water de klanken van een gitaar die gewoontegetrouw eerst nog even wordt gestemd. Daarna gevolgd door de zuiverste combinatie van klanken die kennelijk voortkwamen uit de inspiratie van deze zeldzame zomeravond. Zo zuiver en zo helder als je tussen de wanden van een concertzaal nooit zult horen. Ik wenkte jou en je ging in onze open kuip zitten. Met mij op de brede houten rand. En toen hoorde je ook wat ons boeide. Het bleken de klanken van klagelijke oude negerblues uit de zuidelijke staten van Amerika aan het einde van- of kort na slaventijd. Het klonk alsof de jaren vanaf dat tijdstip voor deze gelegenheid hadden stilgestaan.
Herre…” fluisterde ik richting jou en wees, “daarboven bij de middelste loods.” Het was zo’n serene avond die wij beiden nooit meer zouden vergeten. Daar tussen de Oevers van It Gês dat Oppenhuizen en Uitwellingerga aan elkaar verbindt. 

De volgende dag ben ik toch maar even nieuwsgierig wezen kijken naar waar die vriendelijke, gewoonlijk zeer spraakzame friese botenbaas dit soort vergeten uurtjes doorbracht. Ogenschijnlijk in strijd met de eindeloos opeenvolgingen van authentieke verhalen waarmee Herre niet zelden z’n eigen planning geweld aan doet. Daar bevond zich een aparte ruimte met wel 6 of 7 verschillende gitaren. Ook niet bepaald de allergoedkoopste in hun soort.

Want Herre had in de muziek gewild, maar koos uiteindelijk toch voor het voortzetten van dit havenbedrijf waarmee zijn vader ooit was begonnen. Nog ver voor Friesland als vakantieland. Dat hoorde in die tijd nog zo. Maar de dochters van Herre en Elisabeth hebben het conservatorium wel bezocht en afgemaakt. Maar zich uiteindelijk toch niet gestort in de wereld van show, glitter en teleurstelling in de moderne consumptie slavernij. Die concessies van je eist welke je juist nooit had willen doen.

Ik whatsappte Herre om hem te bedanken voor z’n fijne woorden en ook zo speciaal voor jou. En vroeg hem of - als het campertje ooit een bootje werd - er bij hem dan nog een plekje voor zou zijn…

En wéér verraste Herre mij:
Fansels kin dat
Ik soe hast sizze:
”Dat Moat” 

Ik zou o zo gaag willen dat de Bosweg daar in Friesland lag.
Jij ook Rietje?    

Het zwemmende figuurtje op de foto boven dit artikel is echt mijn Rietje. 
 
Ze kon uitzondelijk goed zwemmen en moest dan ook enorm lachen 
 als ik haar met mijn gespartel probeerde in te halen