Doen of je nog jong bent? Of aanpassen?

Ik heb mijn auto omgeruild. Een prototyp hybride anno 2005 tegen een Suzuki van 2004. Allebei auto’s van een onverslijtbare kwaliteit. Want motortjes maken dat konden ze in die fabrieken. Toen al. Dat blijkt nu. Twintig jaar later. Een auto die nieuw 36 duizend heeft gekost tegen één van 12 duizend toen. Verschil? Maar liefst 24 duizend euro die ik aan iets anders had kunnen uitgeven. Was het dat waard?
Het is maar hoe je het bekijkt.
Als ik toen een cruise had willen maken was ik dat geld ook binnen één of twee weken kwijt geweest. Lang voor gewerkt en toch pfffft-weg. Maar toen vonden we aanzien ook al belangrijk. Status. Ik had mijn kilometers tot dan toe voornamelijk met "dikke auto's" gereden. De duurste was de Rover Vitesse. Niet één maar drie. En verder een Renault 16, 25 en 30, de Peugeot 5- en 604. Naargelang mìjn carrière zich ontwikkelde. Met een sjieke Triumph tussendoor. En een K70 om zakelijk mee te beginnen. Waarom? Omdat ik dat gewoon leuk vond toen. De unieke magie van een extra verjaardag te kunnen creëren. Met als alom geaccepteerde smoes: "de vorige naderde de 100 duizend". Want zo voelde dat: een nieuwe auto ophalen. Dat vond vrijwel iedereen binnen mijn toenmalige "bubbel". Als ondernemer en eigenaar van een succesvol creatief productiebedrijfje. Dan kon je toch niet minder? Dan kon je toch niet bij de Postbank, Douwe Egberts, IBM, Randstad of NOS (tegenwoordig Mediapark) het parkeerterrein oprijden met een Panda, een Suzuki Wagon of laat staan met een Deux Cheveau? Dat zou toch een enorm bewijs van onvermogen zijn geweest…?
Wat een nonsens. Wat een smoes voor zo'n gigantisch overgewaardeerd gebruiksvoorwerp als een auto. Waarvan Professor Ernst Dichter in 1960 al zei: "De maîtresse van de man heet Auto." Aldus geciteerd door Vance Packerd in zijn onvolprezen - maar helaas vergeten - boek de Verborgen Verleiders. Het was dezelfde Vance die in zijn volgende boek de Wastemakers alle milieuproblemen oplepelde waar we nu middenin zitten. Als gevolg van… De titel zegt dan ook nu nog steeds meer dan genoeg.
Of juist nu! Want we recyclen ons suf maar we wasten een veelvoud. Aan welvaart en oorlog.
Vind ik dat van die status nu niet belangrijk meer dan? Nee, dat vind ik nu niet meer. Daar denk ik nu heel anders over. Zoals met zoveel zaken het geval is. Het kan me nu helemaal niks meer schelen wie of waar dan ook z’n ego mee opfokt. Ik doe nu wat ik ècht zelf wil. Als je maar oud genoeg wordt dan komt dat vanzelf. En je laat je zeker niet meer meeslepen door social media.
Want intussen werd en wordt het nog steeds veel en veel gekker. Digitale generaties laten zich steeds grotere limo’s thuis bezorgen. Zo groot dat onze grootgrutters hun parkeervakken moeten verbreden om hen biologisch en vegetarisch voer te kunnen verkopen. Auto's met zoveel hendels, knoppen en touchscreens dat je er langer naar moet zoeken dan naar een knerpende whatsapp. Wat op zichzelf rijdend al bloedlink is. Dus dàt mag allang niet meer.
En terecht!
Maar een paar oorverdovend zwaar resonerende heavy-metal geluidsbommen onder de achterruit dat mag wel. Met je kop als doofgebeukte klankkast. In de RDW-overtuiging dat een met chips beladen gouden kalf jouw onoplettendheid wel corrigeert. Maar daar geloof ik nou helemaal niks van. Geen barst. Gelukkig kan ik dat bewijzen want ik leef nog. Gesteund door een maximale no-claim. Ook na zo'n anderhalf miljoen kilometer en op weg naar de twee miljoen. Ten eerste dankzij een enorme dosis geluk. En ten tweede dankzij m’n eerste rij- instructeur die mij al in 1957 inprentte: "Goed autorijden is het goedmaken van andermans fouten." En dàt is nu precies wat een chip niet doet. Of hij ooit nog voor psycholoog gaat spelen moet je aan Ai vragen. Ik riskeer dat niet. Ik geloof niet in de veiligheid van de robotauto. Trouwens, ik wil er ook niet in geloven want ik ik vind goed autorijden nog steeds één van de leukste bezigheden. Ondanks de risico’s. En ik zou nog voor geen tien Ferraries boven een ravijn aan zo’n stuk elastiek op en neer gaan stuiteren. Wat statistisch toch veiliger schijn te zijn.
Ik moest in Noord Holland wezen om mijn geruilde aanwinst op te halen. De Afsluitdijk over. Waar je 130 mag. Maar waar onervaren coureurs je met 150, 160 voorbij planken. Want daar kunnen ze zich lekker uitleven. Bon of niet. Dat is de gok die ze hier nemen. Voor die ene keer. En dus mijn miezerige Suzuki minachtend voorbij razen. Hoewel ik bij nader inzien toch ook wel 150 bleek te kunnen halen… (Sorry ja, heel even maar…). Die Kia Kona met dat verbeten plankgas stond twintig seconden eerder dan ik voor de slagbomen bij Kornwerderzand. Met hoge bloeddruk en een halve liter minder benzine. Dat wel.
Waarom ik dat tóch gedaan heb die omruil? Omdat mijn doe-het-zelf transport me vanaf nu minder dan 3000 euro per jaar kost. En ik weer in- en uitstap als een jonge god. Alles om me heen in één oogopslag kan overzien. Desnoods zonder spiegels. En dus veel beter onder controle heb. Zoals ik me herinner van mijn eerste Volkswagen K70 anno negentien-70. Nog steeds de mooiste auto van toen. Het prototype van jouw Audi 800. Die inmiddels alles heeft wat je nog steeds niet nodig hebt. Behalve riemen en airbags. Zonder dat was de Zorg helemáál onbetaalbaar geworden.
Dat van die K70 dat wist je niet hè? Weggegooid met het badwater van de geschiedenis.
Nog zo'n raadsel. Waarom is optimaal uitzicht rondom niet verplicht gebleven maar commercieel opgeofferd aan jouw ondoorzichtig glanzende ego-voetstuk van chroom en steeds duurder modieus misvormd plaatstaal? Indrukwekkend maar alleen van buitenaf.
Omdat je dat ding anders niet least. Dáárom!
Die instructeur leerde me anno 1957 ook al dat gezien wórden zo mogelijk nog belangrijker is dan zelf zien. Logisch, maar erg saai: allemaal gele, witte en oranje autootjes. Veel veiliger, dat wel. Helaas is mijn nieuwe-ouwe toch maar weer gewoon grijs metallic. Want als zoveelste eigenaar heb je de kleur niet voor het uitkiezen.
17 november 2025
